-
1 dienst
♦voorbeelden:de gemeentelijke sociale diensten • le service social de la communevrij van dienst zijn • avoir fini son serviceiemand een goede dienst bewijzen • rendre service à qn.hij heeft van 8 tot 12 dienst • il est de service de 8 heures à midiiemand de dienst opzeggen • donner son congé à qn.in dienst stellen • mettre en servicedienst weigeren • refuser de faire son service militairedie wagen is buiten dienst gesteld • cette voiture a été mise hors servicein dienst treden • entrer en fonctioniemand in dienst nemen • engager qn.in dienst staan van • être au service dezich in dienst stellen van • se mettre à la disposition de (qn.)arbeiders in dienst hebben • employer des ouvriersbij iemand in dienst zijn • être au service de qn.in dienst zijn • faire son service (militaire)voor dienst tekenen • s'engager dans l'arméede dienst uitmaken • faire la pluie et le beau tempsten dienste staan (van iemand) • être à la disposition (de qn.)tot uw dienst • à votre servicedat boekje is me van dienst geweest • j'ai tiré grand profit de ce livrewat is er van uw dienst? • que puis-je faire pour votre service? -
2 ingaan
2 [+ op][aandacht besteden aan] réagir (à)3 [+ op][positief reageren] accéder à4 [beginnen] commencer♦voorbeelden:een deur ingaan • entrerde verkeerde deur ingaan • se tromper de portewij gingen de duinen verder in • nous nous enfonçâmes dans les dunesik zag hem het huis ingaan • je le vis entrer dans la maisonde stad ingaan • aller en villede nieuwe week ingaan • aborder la nouvelle semaineeen weg ingaan • s'engager dans un chemin2 ergens niet op ingaan • laisser qc. de côténader ingaan op een kwestie • traiter une question plus à fondingaan tegen • s'opposer à3 gretig op iets ingaan • sauter sur qc.ingaan op een verzoek • accéder à une demande -
3 weg
weg1〈de〉♦voorbeelden:eigen weg • chemin privéde openbare weg • la voie publique〈 figuurlijk〉 iemand van de rechte weg afleiden • détourner qn. du droit cheminde weg bereiden • préparer la voie〈 figuurlijk〉 de weg effenen voor iemand • préparer le terrain pour qn.zijn eigen weg gaan • suivre sa propre voiezijn weg vinden • faire son cheminiemand de weg wijzen • montrer le chemin à qn.aan de weg naar Delft • au bord de la route de Delftzo oud als de weg naar Kralingen, Rome • vieux comme le mondeop weg gaan (naar) • se mettre en route (pour)〈 figuurlijk〉 iemand op weg helpen • mettre qn. sur la (bonne) voiehij is op weg beroemd te worden • il est en passe de devenir célèbrede wagen ligt vast, goed op de weg • la voiture tient bien la route〈 spreekwoord〉 de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens • l'enfer est pavé de bonnes intentions〈 spreekwoord〉 wie aan de weg timmert, heeft veel bekijks • qui édifie en grande place, fait maison trop haute ou trop basselangs deze onsympathieke weg • par ce moyen peu sympathiquelangs vreedzame weg • par la négociationeen weg te voet afleggen • parcourir un chemin à piediemand de weg afsnijden • couper la route à qn.zich een weg banen • se frayer un cheminmet zijn geld geen weg weten • ne pas savoir que faire de son argentiemand iets in de weg leggen • mettre des bâtons dans les roues à qn.iemand in de weg lopen • être dans les jambes de qn.dat zit me in de weg • ça m'irriteiemand in de weg staan • gêner qn.problemen uit de weg ruimen • résoudre des problèmesuit de weg kunnen • savoir comment s'y prendre (avec qn., qc.)uit de weg! • laisse(z)-moi passer!iemand uit de weg gaan • éviter qn.iemand uit de weg ruimen • liquider qn.→ link=wil wil————————weg2〈 bijwoord〉1 [afwezig] parti2 [niet te vinden] disparu3 [+ van][verrukt] fou/fol/folle4 [verwijderd] loin♦voorbeelden:weg wezen! • allez, ouste!weg met …! • à bas …!¶ als dat gebeurt ben je weg • dans ce cas-là, tu seras fichuiets weg hebben van • ressembler un peu à〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iets weg zijn • avoir pigé qc.in het wilde weg schieten • tirer au hasard -
4 aanhalen
-
5 een nieuwe weg inslaan
een nieuwe weg inslaan -
6 een weg ingaan
een weg ingaan -
7 een weg inslaan
een weg inslaan -
8 inslaan
1 [door slaan breken] briser2 [in voorraad nemen] s'approvisionner en3 [indrijven] enfoncer♦voorbeelden:→ link=bodem bodem1 [een richting nemen] prendre2 [met een slag in iets doordringen] frapper (qp.) ⇒ 〈m.b.t. bliksem〉tomber (qp.)3 [figuurlijk] avoir de l'effet (sur)♦voorbeelden:→ link=bom bom -
9 met iemand in zee gaan
met iemand in zee gaan -
10 oprijden
-
11 voor dienst tekenen
voor dienst tekenen -
12 zee
♦voorbeelden:een zee van mensen • une marée humaineeen zee van woorden • un torrent de paroleskalme zee • mer calmede Middellandse Zee • la (mer) Méditerranéeruwe, woelige zee • mer agitéein volle, open zee • en pleine meraflopende zee • marée descendantezee kiezen • gagner le largewassende, opkomende zee • marée montanteaan zee • au bord de la mermet iemand in zee gaan • s'engager dans une affaireover zee • outre-merover, ter zee • par, sur merde zeven zeeën bevaren hebben • avoir roulé sa bossegeen zee gaat hem te hoog • il ne recule devant rien -
13 hart
♦voorbeelden:in hart en nieren • dans l'âmevan ganser harte • de tout coeuraan een gebroken hart lijden • avoir le coeur briséhij heeft een goed hart • il a bon coeuriemand een goed hart toedragen • vouloir du bien à qn.het Heilig Hart • le Sacré-Coeureen klein hartje hebben • avoir le coeur tendreiemand een kwaad hart toedragen • être mal disposé envers qn.hij draagt die zaak een warm hart toe • cette affaire lui tient à coeureen zwak hart hebben • avoir le coeur faibleiemands hart breken • briser le coeur de qn.mijn hart draaide om in mijn lijf • 〈 schrikken〉 mon sang n'a fait qu'un tour; 〈 walgen〉 cela me soulevait le coeurhet hart op de juiste plaats dragen, hebben • avoir le coeur bien placé〈 figuurlijk〉 zijn hart aan iets geven • s'engager avec coeur dans qc.heb het hart eens! • ose un peu!het hart op de tong hebben • avoir le coeur sur les lèvreshart voor een zaak hebben • prendre une affaire à coeurik hield mijn hart vast • je frémissais à cette penséemet kloppend hart • le coeur battanthet hart klopte hem in de keel • le coeur lui battait dans la gorgezijn hart luchten (bij iemand) • ouvrir son coeur (à qn.)je kunt je hart ophalen • vous pouvez vous en donner à coeur joiez'n hart uit z'n lijf spugen • rendre tripes et boyauxiemand een hart onder de riem steken • remonter le moral à qn.bij iemand zijn hart uitstorten • ouvrir son âme à qn.zijn hart aan iemand verloren hebben • s'être épris de qn.zijn hart aan iets verpanden • se livrer corps et âme à qc.het hart zonk hem in de schoenen • le coeur lui manquahet aan het hart hebben • souffrir du coeur〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 laat het niet aan je hart komen! • ne t'en fais pas!iemand aan het hart drukken • presser qn. contre son coeurdat gaat hem aan het hart • cela le toucheiemand na aan het hart liggen • être cher à qn.dat ligt mij het naast aan het hart • c'est ce qui me tient le plus à coeurin mijn hart • dans mon for intérieuriemand in zijn hart gesloten hebben • porter qn. dans son coeuriets met hart en ziel doen • faire qc. de tout son coeurzich met hart en ziel aan iets wijden • se donner corps et âme à qc.dat is een man naar mijn hart • c'est un homme selon mon coeur〈 figuurlijk〉 iemand op het hart trappen • blesser qn.iets op zijn hart hebben • avoir qc. sur le coeuriemand iets op het hart drukken, binden • recommander (vivement) qc. à qn.iets niet over zijn hart kunnen verkrijgen • ne pouvoir se résoudre à qc.iets ter harte nemen • prendre qc. à coeurdat gaat mij zeer ter harte • cela me tient fort à coeurdat is mij uit het hart gegrepen • voilà qui est parlervan zijn hart geen moordkuil maken • dire ce qu'on a sur le coeurdat moet mij toch van het hart • je ne peux m'empêcher de le direvan harte gefeliciteerd! • félicitations!hart voor het werk hebben • avoir du coeur à l'ouvrage〈 spreekwoord〉 waar het hart vol van is, loopt de mond van over • la bouche parle de l'abondance du coeur→ link=oog oog -
14 pad
I 〈 het〉2 [computer] chemin d'accès♦voorbeelden:iemand op het goede pad brengen • remettre qn. sur le droit cheminop het goede pad zijn • être dans le droit cheminop het rechte pad zijn, blijven • être, rester dans le droit cheminvan het rechte pad afraken • sortir du droit cheminiemand van het rechte pad afbrengen, iemand op het slechte pad brengen • détourner qn. du droit cheminzich op het slechte pad begeven, het slechte pad opgaan • s'engager sur la mauvaise voie〈 figuurlijk〉 het pad effenen voor iemand • frayer le chemin à qn.een pad inslaan • prendre un sentierzij is altijd op pad • elle est toujours en routeII 〈de〉♦voorbeelden: -
15 strijd
♦voorbeelden:een zware strijd • un violent combatde strijd aanbinden (tegen) • engager la lutte (contre)strijd voeren, leveren • livrer combattroepen in de strijd werpen • jeter des troupes dans la bataillein een strijd gewikkeld zijn • être pris dans une batailleom strijd • à qui mieux mieuxde strijd om het bestaan • la lutte pour la viede strijd om de macht • la course au pouvoirde strijd om de kwartfinales • la lutte pour l'accession aux quarts de finalestrijd op leven en dood • lutte à mortgehavend uit de strijd (vandaan) komen • 〈 letterlijk〉 revenir en piteux état; 〈 figuurlijk〉 y laisser des plumesdie opvattingen zijn met elkaar in strijd • ces deux conceptions sont contradictoires -
16 woord
♦voorbeelden:het Woord Gods • la parole de Dieumet andere woorden • autrement ditgevleugelde woorden • mots historiqueshet goddelijk Woord • le Verbe (de Dieu)geen goed woord voor iets, iemand over hebben • condamner ouvertement qc., être sans pitié pour qn.een goed woord(je) voor iemand doen • intercéder en faveur de qn.aan een half woord genoeg hebben • savoir ce que parler veut direhet hoge woord moest eruit • il fallait que le grand mot fût lâchéhoge woorden met iemand hebben • avoir une violente dispute avec qn.holle woorden • vaines paroleseen kort woord spreken • prendre brièvement la parolehij moet altijd het laatste woord hebben • il faut toujours qu'il ait le dernier mothet verlossende woord spreken • dire le fin moteen vriendelijk woord spreken • dire un mot gentileen waar woord spreken • dire le mot justeeen man van weinig woorden • un homme avare de paroleszijn woorden (op een goudschaaltje) (af)wegen • (bien) peser ses motser is wel eens een woord gevallen • ils ont eu des mots de temps en tempsiemand (de) woorden in de mond leggen • mettre des mots dans la bouche de qn.woordjes leren • apprendre des motszijn woorden terugnemen • se rétractermen moet hem de woorden uit de keel, de mond trekken • on doit lui arracher les mots (de la bouche)niet veel woorden over iets vuilmaken, aan iets verspillen • ne pas perdre sa salive à qc.naar woorden (moeten) zoeken • (devoir) chercher des motseen woord vooraf • un avant-proposhet blijft bij woorden • ce sont des paroles en l'airhet niet (alleen) bij woorden laten • ne pas se contenter de belles parolesniet in woorden uit te drukken • inexprimablemet zoveel woorden • mot pour motmet, in één woord • en un motiets onder woorden brengen • formuler qc.over zijn woorden vallen, struikelen • trébucher sur ses motsniet uit zijn woorden kunnen komen • s'embrouiller (dans ses phrases)je haalt me de woorden uit de mond • j'allais le direiemand de woorden uit de mond kijken • être suspendu aux lèvres de qn.iets woord voor woord navertellen • répéter qc. mot pour motiets woord voor woord vertalen • traduire qc. mot à mothij moet er het eerste woord nog over zeggen • il n'en a encore rien ditgeen woorden voor iets hebben • 〈 letterlijk〉 ne pas avoir de mot pour qualifier qc.; 〈 figuurlijk〉 être stupéfait devant qc.geen woorden voor iets weten te vinden • être à court de motsdaar is geen woord van aan, waar • il n'y a pas un (traître) mot de vraimet geen woord over iets spreken • ne pas souffler mot de qc.geen woord meer! • plus un mot!geen woord meer met elkaar spreken • ne plus s'adresser la parolegeen woorden maar daden • pas de paroles, des actesdat is geen woord te veel gezegd • il n'y a pas un mot de tropgeen woord zeggen • ne pas dire un moter geen woord tussen kunnen krijgen • ne pas pouvoir placer un mothij kon geen woord uitbrengen • il n'a pas pu émettre un sonmet twee woorden spreken • répondre polimentgeen woord van iets verstaan, begrijpen • ne rien comprendre à qc.het Woord is Vlees geworden • le Verbe s'est fait chair→ link=man man, link=verstaander verstaanderzij kan goed haar woord doen • elle parle bienhet woord is aan u, u hebt het woord • vous avez la paroleiemand het woord ontnemen • retirer la parole à qn.het woord tot iemand richten • adresser la parole à qn.het woord voeren • avoir la paroleaan het woord zijn • avoir la paroleiemand aan het woord laten • laisser parler qn.iemand niet aan het woord laten komen • refuser la parole à qn.iemand te woord staan • recevoir qn.zijn woord breken • manquer à sa parolezijn woord geven • donner sa paroleiemand aan zijn woord houden • prendre qn. au motzijn woord nakomen • tenir parolezijn woord terugnemen • reprendre sa parolezijn woord verpanden • engager sa paroleeen man van zijn woord • un homme d'honneurbij zijn woord blijven • tenir paroleik geloof u op uw woord • je vous crois sur parole -
17 kapitaal investeren in een zaak
kapitaal investeren in een zaakDeens-Russisch woordenboek > kapitaal investeren in een zaak
-
18 kapitaal
kapitaal1I 〈 het〉♦voorbeelden:vast belegd kapitaal • capital fixehet benodigde kapitaal bezitten om iets te doen • posséder les fonds nécessaires pour faire qc.een bedrijf met gemengd kapitaal • une entreprise mixterenteloos, dood kapitaal • capital improductifeen kapitaal beleggen • placer un capitalkapitaal investeren in een zaak • engager des capitaux dans une affairezijn kapitaal renteloos laten liggen • laisser chômer son capitalkapitaal naar het buitenland overbrengen • expatrier des capitauxvan zijn kapitaal teren • manger son capitaleen man van kapitaal • un homme fortunéII 〈de〉♦voorbeelden:————————kapitaal21 [algemeen] capital2 [voortreffelijk] excellent♦voorbeelden:een kapitale fout • une faute monumentale -
19 zijn hart aan iets geven
zijn hart aan iets gevens'engager avec coeur dans qc.
См. также в других словарях:
engager — [ ɑ̃gaʒe ] v. tr. <conjug. : 3> • v. 1150; de en et gage I ♦ 1 ♦ Mettre, donner en gage. Engager ses bijoux au Mont de Piété. 2 ♦ Donner pour caution (sa parole), et, par suite, lier (qqn) par une promesse ou une convention. Cela n engage… … Encyclopédie Universelle
engager — ENGAGER. v. a. Mettre en gage, donner en gage. Engager ses meubles, sa vaisselle d argent. Engager son manteau, etc. f♛/b] Il signifie aussi, Donner pour assurance. Engager son bien. Engager sa Charge. Engager une maison à des créanciers. Engager … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
engager — Engager. v. a. Mettre en gage, donner en gage. Engager ses meubles, sa vaisselle d argent. engager son manteau. Il signifie aussi, Donner pour asseurance. Engager son bien. engager sa charge. On dit fig. Engager sa foy, sa parole, son honneur. On … Dictionnaire de l'Académie française
dans — [ dɑ̃ ] prép. • denz adv. XIIe; a remplacé en comme prép.; lat. pop. de intus, renforcement de intus « dedans » ♦ Préposition indiquant la situation d une personne, d une chose par rapport à ce qui la contient (⇒ inter , intra ). 1 ♦ Marque le… … Encyclopédie Universelle
engager — (an ga gé. Le g prend un e devant a et o : engageant, nous engageons) v. a. 1° Mettre en gage. Engager ses vêtements. • Que l autre le dépouille et ses meubles engage, RÉGNIER Sat. X.. • Asychis ne permettait d emprunter qu à condition d… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
ENGAGER — v. a. Mettre en gage, donner en gage. Engager ses meubles. Engager son manteau, sa montre, etc. Il signifie également, Donner pour assurance. Engager son bien. Engager une maison à des créanciers. Engager un domaine. On disait autrefois, dans… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
ENGAGER — v. tr. Mettre en gage, donner en gage. Engager ses meubles, ses bijoux, sa montre. Avoir des effets engagés au mont de piété. Il signifie également Donner pour assurance. Engager son bien, sa maison à des créanciers. S’engager pour quelqu’un, Lui … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
engager — vt. an (Cordon.083, Saxel.002) / êgazhî (Albanais.001), ingazhé (Arvillard.228). E. : Enfiler, Retenir. A1) engager (comme domestique...) => Louer. A2) s’engager, s enfiler, (dans un chemin) : prêdre <prendre> vt. , s êgazhî vp. (001), s … Dictionnaire Français-Savoyard
s'engager — ● s engager verbe pronominal être engagé verbe passif Se loger dans un lieu étroit, qui retient : Le tenon s engage dans la mortaise. Entrer, avancer, pénétrer, se trouver dans une voie, un passage : Le train s engage dans le tunnel. Entreprendre … Encyclopédie Universelle
Homosexualité dans l'Église de Jésus-Christ des Saints des Derniers Jours — Perception mormone de l homosexualité Dans le mormonisme, l’homosexualité est officiellement perçue comme un ensemble « de pensées, de sentiments, et de comportements », et non pas comme une « condition » immuable, ou… … Wikipédia en Français
Homosexualité dans l'Église de Jésus Christ des Saints des Derniers Jours — Perception mormone de l homosexualité Dans le mormonisme, l’homosexualité est officiellement perçue comme un ensemble « de pensées, de sentiments, et de comportements », et non pas comme une « condition » immuable, ou… … Wikipédia en Français